-
1 oneself
pron. zichzelf————————[ wunself]2 zelf♦voorbeelden:by oneself • in z'n eentje, alleensomeone taller than oneself • iemand die groter is dan men zelf ispleased with oneself • met zichzelf ingenomen -
2 come to oneself
-
3 be thrown (back) upon one's own resources
be thrown (back) upon one's own resourcesEnglish-Dutch dictionary > be thrown (back) upon one's own resources
-
4 throw
n. worp, gooi--------v. werpen; toegooien; afgooien; gooien metthrow1[ θroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————throw2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 richten ⇒ (toe)werpen, toezenden7 snel op zijn plaats brengen ⇒ werpen, leggen, maken8 verslaan9 maken ⇒ hebben, organiseren♦voorbeelden:1 throw dice • dobbelstenen gooien, dobbelenthe horse threw him • het paard wierp hem afthrow its feathers • ruiensnakes throw their skins • slangen werpen hun huid afthrow oneself at someone • zich op iemand storten/werpen; zich aan iemand opdringenthrow oneself into something • zich ergens op werpen, zich enthousiast ergens in stortenhe was thrown into prison • hij werd in de gevangenis geworpenthrow a cape over one's shoulders • zich een cape over de schouders gooienbe thrown (back) upon one's own resources • op zichzelf worden teruggeworpenhe threw us a sarcastic look • hij wierp ons een sarcastische blik toethrow the switch to ‘off’ • de schakelaar op ‘uit’ zettenthrow someone into confusion/into a fit • iemand in verwarring brengen/een stuip bezorgenthey were thrown out of work • ze waren ineens zonder werkthrown upon each other • op elkaar aangewezen→ throw about throw about/, throw around throw around/, throw away throw away/, throw back throw back/, throw down throw down/, throw in throw in/, throw off throw off/, throw out throw out/, throw over throw over/, throw overboard throw overboard/, throw together throw together/, throw up throw up/ -
5 get
v. krijgen; halen; bereiken; verkrijgen; pakken; begrijpen; worden; aangestoken worden (met een ziekte); komen; veroorzaken[ get] 〈 got, got, verouderd, behalve in Amerikaans-Engels of in Brits-Engels in vaste verbindingen gotten〉1 (ge)raken ⇒ (ertoe) komen, gaan, bereiken♦voorbeelden:get ready • zich klaarmakenhe's getting to be an old man • hij is een oude man aan het worden〈 Amerikaans-Engels〉 get to do something • erin slagen/ertoe komen iets te doenget done with • afmakenhe never gets to drive the car • hij krijgt nooit de kans om met de auto te rijdenget lost • verdwalen〈 Amerikaans-Engels〉 get lost! • loop naar de maan!get to see someone • iemand te zien krijgenget ahead • vooruitkomen, succes boekenget ahead of • achter zich latenget behind/behindhand • achterop rakenget as far as • komen tot (bij)〈informeel; figuurlijk〉 get nowhere/somewhere • niets/iets bereikenget above oneself • heel wat van zichzelf denkenget abreast of • op gelijke hoogte komen metget among • verzeild raken tussenget at • bereiken, te pakken krijgen, komen aan/achter/bij; 〈 informeel〉 bedoelen; bekritiseren; knoeien met • omkopen; ertussen nemenstop getting at me! • laat me met rust!get at the truth • de waarheid achterhalenthe witness had been got at • de getuige was omgekochtwhat are you getting at? • wat bedoel je daarmee?who are you getting at? • op wie heb je het eigenlijk gemunt?get from • weg raken vanget in contact/touch with • contact opnemen metget into something • ergens in (verzeild) rakenget into the car • in de auto stappenget into debt • schulden makenget into a habit • een gewoonte aankwekenthe alcohol got into his head • de alcohol steeg hem naar het hoofdget into a school • toegelaten worden tot een schoolget into shape • in conditie komenget into a temper • driftig wordenget into trouble • in moeilijkheden gerakenget into the way of things • eraan wennenget into yoga • aan yoga gaan doenwhat's got into you? • wat bezielt je?, wat heb je?get on(to) a subject • bij een onderwerp belanden〈 informeel〉 get on(to) something • lucht krijgen van iets, iets ontdekken〈 informeel〉 get onto someone • iemand te pakken krijgen/contacterenget onto the council • tot raadslid gekozen wordenget on(to) the plane • op het vliegtuig stappenget on(to) one's bike • op zijn fiets stappenget out of something • ergens uitraken, zich ergens uit reddenget out of bed • uit bed komenget out of a habit • een gewoonte ontwennenget out of it! • kom nou!, verkoop geen onzin!get out of (someone's) sight • (uit iemands ogen) verdwijnenget out of the way • uit de weg gaan, plaats makenget round the table • rond de tafel gaan zitten, besprekingen voerenget to • bereiken, kunnen beginnen aan, toekomen aanwhere has he got to? • waar is hij naar toe?get to bed • naar bed gaanget to the point • ter zake komenget to the top (of the ladder/tree) • de top bereikenget to work on time • op tijd op zijn werk komenget to someone • iemand aangrijpen; iemand vervelen, iemand ergeren〈 slang〉 get with it • erbij zijn, alert/aandachtig zijnget going/moving! • vooruit!, begin (nu eindelijk)!get to know someone • iemand leren kennenget to like something • ergens de smaak van te pakken krijgenget talking • een gesprek aanknopenhe got to wondering … • hij begon zich af te vragen …→ get about get about/, get across get across/, get along get along/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get by get by/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bezorgen ⇒ verschaffen, voorzien4 doen geraken ⇒ doen komen/gaan/bereiken; brengen; krijgen; doen5 maken ⇒ doen worden, bereiden, klaarmaken6 nemen ⇒ (op/ont)vangen, grijpen; (binnen)halen7 overhalen ⇒ ertoe/zover krijgen♦voorbeelden:get a blow on the head • een klap op zijn kop krijgenget fame • beroemd wordenget the feel of • de slag te pakken krijgen vanget a glimpse of • vluchtig te zien krijgenget a grip on • de slag te pakken krijgen vanget one's hands on • te pakken krijgenget leave • verlof krijgenget a letter • een brief ontvangenget a look at • te zien krijgenget measles • de mazelen krijgenget one year in prison • tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld wordenget possession of • in zijn bezit krijgenget what's coming to one • krijgen wat men verdientget little by something • ergens weinig baat bij vindenget it (hot) • zijn verdiende loon krijgenthe soldier got it in the leg • de soldaat werd aan zijn been gewondwe get nine as the average • onze gemiddelde uitkomst is negenget from/out of • krijgen vanget something out of someone • iets van iemand loskrijgenget something out of something • ergens iets aan hebbenget the best/most/utmost out of • het beste maken van3 get someone some food/a place • iemand te eten/onderdak gevenget something for someone • iemand iets bezorgen, iets voor iemand halen4 get something going • iets op gang krijgen, iets op dreef helpenget someone talking • iemand aan de praat krijgenget something home • iets doen doordringenget together • bijeenbrengen, inzamelenget it together • het klaarspelen, het goed doenget something into one's head • zich iets in het hoofd halenget something into someone's head • iets aan iemand duidelijk makenget something into a room • iets in een kamer binnenkrijgenget oneself into trouble • in moeilijkheden gerakenget someone into trouble • iemand in moeilijkheden brengenget someone out of something • iemand aan iets helpen ontsnappenget something out of one's head/mind • iets uit zijn hoofd zettenget something out of a room • iets een kamer uitkrijgenget the two sides round the table • de twee partijen met elkaar confronterenget something through the door • iets door de deur krijgenget something under control • iets onder controle krijgenlet me get this clear/straight • laat me dit even duidelijk stellenget ready • klaarmakenget the sum right • de juiste uitkomst krijgenI'll just get the dishes done and then … • ik doe nog even de afwas en dan …get one's hair cut • zijn haar laten knippenget something done • iets gedaan krijgenget the six o'clock train • de trein van zes uur nemenget something to eat • een hapje etengo and get your breakfast! • ga maar ontbijten!7 get someone to do something • iemand ertoe krijgen iets te doen, iemand iets laten doenget someone to talk • iemand aan de praat krijgenget someone to understand something • iemand iets aan het verstand brengenas soon as I get time • zodra ik tijd hebget someone (where it hurts) • iemand op de gevoelige plek rakenwhat has got him? • wat bezielt hem?get it? • gesnapt?I don't get it • ik snap er niets vanI don't get you • ik begrijp je nietyou've got it! • je hebt het geraden!¶ get something/someone wrong • iets/iemand verkeerd begrijpen/misverstaan→ get across get across/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/♦voorbeelden:get excited • zich opwindenget used to • wennen aanget even with someone • het iemand betaald zettenIV 〈 hulpwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:get married • trouwenget wounded • gewond rakenget punished • gestraft worden→ have got have got/ -
6 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
7 come to
overnemen,ontvangen; bijdraaien,bewust wordencome toII 〈werkwoord + voorzetsel〉3 belopen ⇒ bedragen, (neer)komen op5 toekomen ⇒ ten deel/te beurt vallen, gegeven worden6 overkomen♦voorbeelden:come to someone's aid/assistance/help • iemand te hulp komencome to a decision • tot een besluit komenJohn came to a bad/no good/a sticky end • het liep slecht af met Jancome to fruition • in vervulling gaancome to a halt/standstill • tot stilstand komencome to life • tot leven komen, weer bijkomencome to light • aan het licht komencome to one's senses/oneself • tot bezinning komen, weer bijkomencome to an understanding • het eens wordencome to little • weinig uithalenwhat's it all coming to? • waar moet dat allemaal heen?come to nothing • op niets uitdraaiencome to oneself • tot zichzelf komenif it comes to that • in dat gevalwe never thought things would come to this! • we hadden nooit gedacht dat het zo ver zou komen! -
8 look
n. blik; uitdrukking; gezicht; voorkomen; rol; uiterlijk--------v. kijken; lijken, er uit zien; zoeken; zienlook1[ loek]4 mode5 uitzicht♦voorbeelden:by the look(s) of it/things • zo te zienII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————look21 kijken ⇒ (proberen te) zien, aandachtig/zoekend kijken2 uitkijken ⇒ uitzien, liggen♦voorbeelden:look about/around • om zich heen kijken, rondkijkenlook on • toekijkenlook at • kijken naar, in ogenschouw nemen; beschouwen, onderzoekento look at him … • naar zijn uiterlijk te oordelen …not look at • niet in overweging nemen, niets willen weten vanlook beyond • verder kijken danlook down the road • de weg af kijken2 look onto/towards • uitzien/uitkijken oplook to the south • op het zuiden liggen¶ look you! • kijk!look down (up)on • neerkijken oplook forward to • tegemoet zien, verlangen naarlook here! • kijk eens (even hier)!, luister eens!look in on someone • bij iemand langskomen/aanlopenlook after • passen op, zich bekommeren om; toezien oplook after oneself, look after one's own interests • voor zichzelf zorgenlook for • zoeken (naar)look for trouble • om moeilijkheden vragenlook (up)on someone as • iemand beschouwen als/houden voor→ look back look back/, look out look out/, look round look round/, look through look through/, look to look to/, look up look up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zijn blik richten op ⇒ kijken (naar), zien4 zorgen♦voorbeelden:look someone down • iemand de ogen doen neerslaanlook what you've done • kijk nou (eens) wat je gedaan hebtlook who's here! • kijk eens wie daar aankomt/wie hebben we hier!he isn't looking himself today • hij is niet geheel zichzelf vandaag4 look that … • ervoor zorgen dat …1 lijken (te zijn) ⇒ uitzien, de indruk wekken te zijn♦voorbeelden:look interesting/promising • er interessant/veelbelovend uitzienlook ill/well • er slecht/goed uitzienlook like • eruitzien als, lijken opthis looks to me like an exit • volgens mij is dit een uitgangit looks like snow • er is sneeuw op komsthe looks as if he has a hangover • hij ziet eruit alsof hij een kater heeft -
9 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
10 bar
n. stang; tralie; tussenschot; wegversperring; salon; bar--------prep. zonder; behalve---------v. op slot doen, sluiten; versperrenbar1[ ba:]♦voorbeelden:bar of gold • baar goudbar of soap • stuk zeep4 a medal with a bar on the ribbon • een medaille met een balk/gesp op het lint→ horizontal horizontal/, parallel parallel/♦voorbeelden:be tried at (the) bar • in openbare terechtzitting berecht wordenIII 〈zelfstandig naamwoord; meestal Bar; the; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:————————bar2〈werkwoord; barred〉♦voorbeelden:2 bar oneself in/out • zichzelf binnen/buitensluiten————————[ ba:ring] 〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:all bar one • alle(n) op één nabar none • zonder uitzondering -
11 sell
n. verkoop(methode); "programma" (slang)--------v. verkopen; van de hand doen; verhandelen; "verkopen", verraden, overgeven; kopers trekken; oplichtensell1[ sel]————————sell21 verkocht worden ⇒ verkopen, kosten, in de handel zijn3 aanvaard worden ⇒ goedgekeurd worden, populair zijn♦voorbeelden:¶ sell up • zijn zaak sluiten/opheffen→ sell out sell out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verkopen ⇒ in voorraad hebben, doen/handelen in; verkwanselen3 overhalen ⇒ warm maken voor, aanpraten♦voorbeelden:1 sell one's soul • zijn ziel verkopen, zich verlagensell off • uitverkopensell at five pounds/at a loss • voor vijf pond/met verlies verkopen→ sell out sell out/ -
12 break
n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document--------v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflastenbreak1[ breek]♦voorbeelden:there was a break in the weather • het weer sloeg omwithout a break • onophoudelijk, zonder te stoppen4 bad break • pech, tegenvallerlucky break • geluk, meevallergive someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen→ clean clean/♦voorbeelden:2 break of day • dageraad, ochtendgloren————————break23 pauzeren♦voorbeelden:his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keelthe box broke open • de doos barstte open2 break free/loose • ontsnappen, losbreken4 the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooienbreak into a gallop • plotseling gaan galopperenbreak forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉break into a tenner • een briefje van tien aanbrekenthis extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden opbreak over • overheen golven, overheen spoelen→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 break a blow • een klap opvangen/brekenbreak camp • het kamp opbrekenbreak cover • uit de schuilplaats komenbreak someone of a habit • iemand een gewoonte aflerenbreak the law • de wet overtreden/brekenbreak a path/way • een weg banenbreak prison/jail • uitbrekenbreak a record • een record verbeteren/brekenbreak a strike • een staking breken -
13 lock
n. slot; sluis; lok--------v. sluiten; in sluis opsluiten; stoppen; samenbinden; opgenomen wordenlock17 〈 rugby〉voorwaartse in de tweede/derde rij van de scrum♦voorbeelden:1 her golden locks • haar gouden lokken/haar¶ lock, stock, and barrel • in zijn geheel, alles inbegrepen————————lock21 sluiten ⇒ gesloten/vergrendeld (kunnen) worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 the child had locked himself in/out • het kind had zichzelf ingesloten/buitengesloten -
14 mad
constant aanwezige bedreiging tussen de V.S. en USSR die een kernoorlog voorkwam (beide landen hadden de mogelijkheid elkaar totaal te vernietigen)--------MAD (Mutual Assured Destruction)1 gek ⇒ krankzinnig, waanzinnig2 dwaas ⇒ mal, onzinnig5 hondsdol♦voorbeelden:drive/send someone mad • iemand gek/dol maken(run) like mad • (rennen) als een gek/bezetenethey're having a mad time • het gaat er vrolijk aan toe4 make a mad run for … • als een gek rennen naar …II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:mad with pain • buiten zichzelf van pijn -
15 rouse
v. (op)wekken, doen ontwaken, wakker schudden; opjagen; prikkelen; zich vermannen; ontwaken, wakker worden[ rauz]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 scare
n. angst--------v. bang maken; doen schrikkenscare1[ skeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (redeloze) schrik ⇒ vrees, paniek(stemming)♦voorbeelden:————————scare21 angstaanjagend ⇒ paniek-, paniek(zaaiend)♦voorbeelden:————————scare3〈 informeel〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:scared of • bang voorscared out of one's wits • buiten zichzelf van schrik, doodsbang→ scare up scare up/ -
17 bring
v. brengen; meebrengen1 (mee)brengen ⇒ (mee)nemen, aandragen3 teweegbrengen ⇒ leiden tot, voortbrengen♦voorbeelden:bring your friend to the party • neem je vriend(in) mee naar het feestjebring a case before the court • een zaak aan de rechter voorleggenbring to oneself • tot zichzelf brengen, wakker schuddenher suggestions can be brought under three headings • haar suggesties kunnen in drie categorieën worden ingedeeldhis deeds brought him fame • zijn daden brachten hem roemI can't bring myself to kill an animal • ik kan me(zelf) er niet toe brengen een dier te dodenbring low • neerhalen〈 leger〉 bring into action • in actie/stelling brengen, inzettenbring into sight/view • zichtbaar maken, onthullenyou've brought this problem (up)on yourself • je hebt je dit probleem zelf op de hals gehaaldyou've brought her fury (up)on your head • je hebt haar woede over je afgeroepenbring pressure to bear on • druk uitoefenen opbring home to • duidelijk maken, aan het verstand brengen→ bring about bring about/, bring along bring along/, bring around bring around/, bring away bring away/, bring back bring back/, bring down bring down/, bring forth bring forth/, bring forward bring forward/, bring in bring in/, bring off bring off/, bring on bring on/, bring out bring out/, bring over bring over/, bring round bring round/, bring through bring through/, bring to bring to/, bring together bring together/, bring under bring under/, bring up bring up/ -
18 device
-
19 find oneself
-
20 find
n. vondst; uitvinding--------v. vinden; uitvinden; beslissen; vonnis vellenfind1[ fajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————find21 oordelen ⇒ verklaren, uitspreken♦voorbeelden:find against someone • iemands vordering afwijzenfind for someone • iemands vordering toewijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vinden ⇒ ontdekken, terugvinden♦voorbeelden:1 pumas are found in America • poema's komen voor/vindt men in Amerikahe was found dead • hij werd dood aangetroffenfind someone out • iemand niet thuis aantreffen2 where does he find the courage? • waar haalt hij de moed vandaan?find someone attractive • iemand aantrekkelijk vindenhe found himself lost • hij ontdekte dat hij verdwaald was¶ 〈 wederkerend werkwoord〉 find oneself • zich bewust worden van zijn/haar roeping/kracht, zichzelf vindenshe could not find it in herself to leave him • ze kon het niet over haar hart verkrijgen hem te verlaten→ find out find out/
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Indonesischer Unabhängigkeitskrieg — Indonesien bei Erreichen der Unabhängigkeit 1949 (rot) … Deutsch Wikipedia
Heldring — Jérôme Louis Heldring (* 21. Dezember 1917) ist ein niederländischer Journalist. Er war von 1968 bis 1970 Chefredakteur der Tageszeitung Nieuwe Rotterdamsche Courant und nach deren Fusion mit dem Algemeen Handelsblad zum NRC Handelsblad von 1970… … Deutsch Wikipedia
Jerome Heldring — Jérôme Louis Heldring (* 21. Dezember 1917) ist ein niederländischer Journalist. Er war von 1968 bis 1970 Chefredakteur der Tageszeitung Nieuwe Rotterdamsche Courant und nach deren Fusion mit dem Algemeen Handelsblad zum NRC Handelsblad von 1970… … Deutsch Wikipedia
Jérôme Heldring — Jérôme Louis Heldring (* 21. Dezember 1917 in Amsterdam) ist ein niederländischer Journalist. Er war von 1968 bis 1970 Chefredakteur der Tageszeitung Nieuwe Rotterdamsche Courant und nach deren Fusion mit dem Algemeen Handelsblad zum NRC… … Deutsch Wikipedia
Socialistische Partij — Sozialistische Partei Parteivorsitzender Jan Marijnissen … Deutsch Wikipedia
Socialistische partij — Vorsitzender Logo (Jan Marijnissen) Wahlspruch: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit „Menschliche Würde, Gleichheit und Solidarität“ Basisdaten Gründungs … Deutsch Wikipedia